Cisterne en Archeologisch Museum
We dalen af in de ondergrondse basilica-cisterne, lopen eerst uren door het Archeologisch Museum en raken daarna verdwaald.
Veeg naar links en naar rechts om door de foto’s te bladeren.
Brood, honing, olijven en komkommer. Waarschijnlijk het meest willekeurige ontbijt dat ik in tijden heb gegeten. Vonne heeft minder zin in de olijven en gaat voor de druiven, en zo hebben we een compleet mediterraans ontbijt bij elkaar in het overigens zeer nette ontbijtzaaltje-annex-restaurantje van het hotel.
De Basilica-cisterne
Daar we enigszins uitgeslapen hebben na de voorgaande lange dag en de ochtend al tegen het einde loopt, gecombineerd met het feit dat de weersvoorspellingen voor deze dag uiterst onheilspellend waren, besluiten we vandaag wat dingen van binnen te gaan bezichtigen. De eerste kandidaat is de basilica-cisterne, de tweede het Archeologisch Museum. Aangezien deze zich beiden in de buurt van de Hagia Sophia bevinden, begeven we ons door wat lichte miezer in die richting. Al gauw vinden we een winkel met paraplu’s die ingeschoven kunnen worden, en voor enkele lira zijn wij de trotse eigenaars van een handwapen tegen de dreigende regenval. Dat de Turken over een gezonde handelsgeest beschikken is wel duidelijk, want binnen de kortste keren lopen er meerdere straatverkopers met paraplu’s in de aanbieding.
Eenmaal bij de Hagia Sophia aangekomen vinden we al snel het gebouwtje dat toegang biedt tot de ondergrondse cisterne. Twee toegangskaartjes verder mogen we via een natte marmeren trap afdalen en worden we getrakteerd op een waar schouwspel in het spaarzaam verlichte duister. Een enorme ruimte vol met rijen zuilen in een laag helder water waarin vissen heen en weer schieten. Gebouwd door Justinianus om het paleis van water te voorzien, werd de cisterne, zo vertelt de reisgids ons, pas een eeuw na de Ottomaanse verovering van Constantinopel ontdekt, toen de Ottomanen zagen hoe mensen emmers water en zelfs vis omhoog haalden door gaten in de keldervloer. Alhoewel wij ons over tussen de zuilen aangelegde loopbruggen kunnen bewegen en de zuilen van onderaf verlicht worden door moderne lampen, kunnen we ons goed voorstellen hoe het voor een Ottomaan moet zijn geweest toen hij met een enkele fakkel voor het eerst dit ondergrondse gewelf betrad, en hij slechts een zuilengalerij die maar niet leek op te houden, moet hebben gezien in het vage schijnsel van zijn licht op de koepels van het stenen plafond.
Na hier een tijdje gedwaald te hebben, komen we weer boven. Om de trek die we inmiddels hebben gekregen te stillen, zetten wij ons neer in één van de vele kebab-tentjes voor een dürüm en een cola. Gesterkt door deze lunch gaan we op zoek naar het Archeologisch Museum en treffen dit aan binnen de goed bewaakte poorten van het Topkapı-paleiscomplex.
Het Archeologisch Museum
Dat het Archeologisch Museum een omvangrijke collectie heeft, mag een understatement heten. In het eerste gebouw treffen we Egyptische artefacten, alsmede de Mesopotamische collectie. Reliëfs van de Ištarpoort van Babylon, beelden van de heersers van Lagaš, van Šalmaneser III en inscripties van Sennacherib en Aššurnașirpal II zijn allen aanwezig. Na alles uitvoerig bestudeerd te hebben, Vonne een basiscursus Akkadisch cadeau gedaan te hebben en net iets té enthousiast de rolzegels te hebben laten zien, gaan we naar het hoofdgebouw.
Zalen vol met beelden wachtten ons. Van een Griekse kouros tot Griekse reliëfs en beelden en bustes van goden en keizers, soms compleet, maar vaak zonder hoofd en/of armen: honderden jaren aan beeldhouwkunst zijn aanwezig. Zalen vol met Egyptische en Griekse sarcofagen, aardewerk uit alle lagen van Troje en een replica van de voorzijde van een tempel voor Athena—een oudheidkundige zou hier uren kunnen rondlopen. En als gediplomeerde oudheidkundige doe ik dat dan ook. Als we bijna de gehele collectie gezien hebben, gaat het museum sluiten en moeten we er uit.
Het diner
Moe van het vele lopen strijken we neer in het aangrenzende Gülhane-park, waar één op de grond gevallen chipje ons ruim een half uur lang van de onverdeelde aandacht van een zwerfkat verzekert. We besluiten te gaan eten en wagen een poging om de restaurantjes van gisteren te vinden, maar zijn net iets minder dan wat je met een strak gezicht succesvol zou kunnen noemen. Er is een gezegde dat alle wegen naar Rome leiden, maar dat is een leugen, zo blijkt. Ze leiden allemaal naar de zuil van Constantijn en de tombe van Sultan Mehmet II.
Dan bedenken we echter dat we het adres op één van de vorige avond verkregen visitekaartjes—zijn die dingen toch nog ergens goed voor—kunnen gebruiken om de juiste omgeving te vinden. Niet veel later en een nieuwe voettocht naar twee straten verderop vanaf waar we begonnen waren, staan we voor een van de restaurants. Uiteraard worden we bij de eerste blik in de vage richting van het restaurant besprongen door de mensen die wel hun uiterste best doen je hun restaurant in te praten. Beloftes van thee en gitaarspel, een nog niet eens zo slechte beheersing van het Nederlands (volgen al die mensen soms een cursus?) en gouden bergen in het verschiet vallen ons ten deel. Ik heb nog nooit iemand zó triomfantelijk zien kijken als wanneer we na een rondje te hebben gelopen terugkomen, worden onderschept door twee mannen van concurrerende restaurants die we eerder gesproken hebben, en aangeven met de eerste mee te gaan. We hadden beloofd niet zijn hart te breken door in een aangrenzend restaurant te gaan zitten, ten slotte!
Eerlijk is eerlijk: het eten is er erg lekker, de enorme fruitstapel die Vonne als toetje krijgt is prima, en ook het kleine Turkse theeglaasje appelthee valt zeer in de smaak. Bovendien is het wederom een unieke ervaring wanneer het terras waar je op zit tevens het werkterrein blijkt van professionele bedelkatten die bij elke tafel smekend komen kijken of je je maaltijd soms wilt afstaan en na afloop een werkbespreking houden in het wandelpad.
Na aldus gegeten te hebben, keren we moe maar voldaan terug in het hotel. Morgen weer een dag Istanbul, hoezee!