Istanbul (2010)

De Bazaar en Taksim

We verdwalen (alweer!) in de Grote Bazaar en steken over naar Beyoğlu en Taksim.

Veeg naar links en naar rechts om door de foto’s te bladeren.

Na de lange voettochten door de stad van gisteren, worden we toch nog aardig vermoeid wakker. Na het ontbijt—deze keer minder olijven en meer komkommer—is de stromende regen die even daarvoor nog over Istanbul werd uitgegoten, afgenomen tot een klein motregentje. Als dit de smeltkroes is tussen Oost en West, heeft ons weer duidelijk de strijd om de heerschappij van de lucht gewonnen! Het plan is om vandaag de Bazaar te gaan bekijken en dan de brug over te steken naar de wijken Beyoğlu en Taksim. Voorwaarts!

Naar de Grote Bazaar

Een klim heuvelopwaarts vanaf ons hotel brengt ons vlak bij de ingang van de Kapah Çarşi, de Grote Bazaar. Alles wat je denkt bij het horen van de woorden “Grote Bazaar” blijkt waar te zijn. Leidt één steegje tussen de gebouwen door, gevuld met mensen en baldakijntjes waaronder de waren van de kooplui staan uitgestald, aan onze rechterzijde verheft zich een poort naar een grote, langgerekte hal gevuld met winkeltjes, veelal juweliers. Informatieborden leren ons dat vroeger, lang voordat dit gedeelte van de bazaar werd overdekt, alle gelijkgestemde winkels bij elkaar zaten en heel lang geen naamborden of huisnummers mochten dragen. Nu zouden enkel nog de straatnamen verwijzen naar de vroegere indeling, maar dat deze straat ooit was gevuld met goud- en zilversmeden is erg duidelijk. Tot aan de poort aan het uiteinde bevinden zich meer winkels met gouden en zilveren kettingen, oorbellen en armbanden, dan ik in Nederland juweliers ken. In de zijstraatjes van de Bazaar bevinden zich nog meer winkeltjes, soms met een oppervlakte van maar een paar vierkante meter!

En wanneer je dacht dat na het verlaten van de poorten ook de bazaar ophoudt, kun je er niet verder naast zitten: de hele wijk achter de bazaar is een wirwar van straatjes gevuld met niets dan winkeltjes die hun waren op straat uitgestald hebben. Straten vol met kledingwinkeltjes; van jassen, pakken en spijkerbroeken tot aan bruidsjurken, traditionele jurken en haremdame/buikdanseres-outfits (die Vonne halsstarrig blijft weigeren om te kopen). We vinden een straatje met huishoudartikelen, een straatje met allerhande houtartikelen waar vroeger alle timmerlui en houtsnijwerkers moeten hebben gezeten, en lopen op een gegeven moment een smal steegje in dat ons midden in de Kruidenbazaar brengt.

I have everything except customers! Do you want to be my customer?

Opnieuw overdekt, is dit—zoals de naam al doet vermoeden—waar alle winkeltjes met kruiden te vinden zijn. Gevuld met exotische geuren, leiden de gangen je langs verkopers die kruiden en specerijen in alle kleuren en vormen (korrels, blokjes, gemalen) aanbieden, alhoewel dat niet de enige waar is. In de woorden van een Turkse handelaar: “I have everything except customers! Do you want to be my customer?” En inderdaad, ook noten, kleding, lampen, theesetjes, kleden en kussens tref je hier aan.

Na een tijdje rondgedwaald te hebben komen we uiteindelijk bij de Gouden Hoorn uit het bazaargebied. Voor een paar TL koop ik een broodje dürüm en Vonne haalt voor slechts 75 kuruş een warme simit, rond Turks brood dat erg lekker smaakt. We besluiten om de Galatabrug over te steken naar Beyoğlu. Bij de brug staan nog meer karretjes met simitçe, maïskolven en gepofte kastanjes, die je door de hele stad aantreft. In een mengeling van de geuren van kastanjes en vis begeven we ons de brug op, want deze is aan beide zijden gevuld met Turkse vissers die grote en kleine vissen naar boven halen. Vanaf de brug heb je een prachtig uitzicht op de Gouden Hoorn, de Bosporus en verschillende delen van Istanbul.

Beyoğlu en Taksim

Aan de overkant gekomen, gaat de weg al snel zeer steil omhoog en na een flinke klim staan we plotseling voor de Galatatoren, een hoge toren met een weids uitzicht. Aangezien het nog steeds er grijs is en in de verte wat mistig, besluiten we echter dat toegangskaartjes op dit moment niet de beste investering zijn. We lopen dus verder in de richting van de Istiklal Caddesi, de grote winkelstraat waarlangs een historisch trammetje omhoog rijdt naar het Taksimplein. Wij bikkelen echter te voet verder en na op het plein aangekomen te zijn, besluiten we door te lopen naar het Dolmabahçepaleis, alhoewel we daar waarschijnlijk niet op tijd aan komen om het nog te bezichtigen. Het complex blijkt bovendien door een grote muur omgeven, dus keren we terug langs het Inönü-stadion van Beşiktas en het imposante en luxueuze Ritz Carltonhotel.

Nadat we vlak bij het Taksimplein een terrasje hebben aangedaan, is het inmiddels alweer etenstijd en gaan we in de zijstraatjes van de Istiklal Caddesi op zoek naar een restaurantje. Hier zijn al wat minder gelikte proppers die je duizend-en-één redenen geven om bij hen te komen eten, dus al gauw vinden we een eenvoudig restaurant waar binnen de kortste keren een maaltijd voor onze neus staat. De ober informeert ons helaas dat de lams-şiş niet beschikbaar is, maar dat Vonne wel lam van de hete plaat kan krijgen, dus we vermoeden dat de kok zijn spiesjes kwijt is. Het vlees is echter goed, en ikzelf werk een bord vol ansjovis naar binnen terwijl we ons afvragen of deze ook door één van de vissers op de brug zou zijn gevangen.

Misschien was het een goed idee geweest om het Turkse woord voor ‘rekening’ te onthouden, want de woorden check, bill en pay komen de ober niet bekend voor. Daarop loopt hij echter naar de deur, buldert wat in het Turks naar buiten (“wie spreekt hier stomme-toerists?”) en binnen no time staat er een andere Turkse gast naast de tafel om mijn verzoek te vertalen. Laat me hier even opmerken dat de verhalen over de Turkse gastvrijheid en behulpzaamheid absoluut waar zijn. Eerder op de dag, toen ik op de bazaar liep en de inhoud van een winkeltje bekeek, werd ik door een wildvreemde Turk aangetikt die mij op het feit wees dat ik recht op de hoek van een baldakijn afstevende, waarlangs het regenwater in een aanzienlijk tempo af stroomde. Ik had wel nat kunnen worden, maar een totale vreemdeling behoedde mij daarvoor. Kom daar in Amsterdam maar eens om!

We keren terug naar het hotel, maar niet alvorens Istanbul-bij-nacht vast te leggen vanaf de Galata-brug en bij een ontzettend charmant tapasbarretje nog een cappuccino te nemen. Op de terugweg lopen we nogmaals door de straatjes van de bazaar, en wat een wereld van verschil! Waar deze overdag nog bruisten van het leven en vol waren met mensen en koopwaar, zijn ze nu totaal verlaten. Overal zijn de rolluiken dicht en enkel een eenzame schoonmaker met een vuilnisbak is nog aan het werk. Het is een heel surrealistisch gevoel om door deze verlaten wereld te lopen, en wanneer we door een heel duister steegje lopen krijg ik een totaal duizend-en-één-nacht-gevoel, en ik zou niet minder verbaasd kunnen zijn als er ineens om de hoek twee wachters van de sultan, getooid in harembroek en tulband, met een kromzwaard voorbij zouden komen lopen.

Maar opnieuw komt aan de straatjes een eind en betreden we weer de bewoonde wereld van Kumkapı, waar we ons hotel aantreffen en onder de wol kruipen om uit te rusten voor een nieuwe dag.

terug naar boven ↑