Istanbul (2010)

De Muur van Theodosius

De laatste vakantiedag. We beklimmen de muur van Theodosius, bewonderen een kerkje vol mozaïeken en dingen af op de Bazaar!

Veeg naar links en naar rechts om door de foto’s te bladeren.

Nog één keer gebruiken wij het ontbijt in het hotel en bereiden we ons voor op de laatste dag in Istanbul; wat vliegt zo’n week toch voorbij! Een laatste maal heuvelop, nog éénmaal in de tram, vandaag is het overal afscheid van nemen.

De Muur van Theodosius en de Onze-Heiland-in-Chorakerk

’s Ochtends willen we eerst nog langs de Muur van Theodosius en de nabijgelegen Onze-Heiland-in-Chorakerk (leg dat maar eens neer met Scrabble!), dus kopen we een hele stapel jetons en hebben meer het gevoel het casino in te gaan dan de tram met zo’n portemonnee vol gekleurde plastic schijfjes. We overkomen enige verwarring bij het overstappen, daar de tram eerst langs de halte Aksaray komt, maar dit niet dezelfde halte is als Aksaray, het eindpunt van de metro. Voor die halte moeten we eerst doorrijden naar Yusufpaşa, de aangewezen overstaphalte. Als we daar uitstappen is Aksaray (metro) nergens te bekennen, maar een blik op de kaart leert dat deze waarschijnlijk twee straten verderop ligt en dit blijkt ook het geval. Rare jongens, die Turken! Zo druk als het in de tram is, zo rustig is het in de metro, en na twee haltes komen we bij Topkapı Ulubatlı, een station dat waarschijnlijk vernoemd is naar de daar gelegen wijk Topkapı, niet te verwarren met het Topkapı-paleis dat aan de andere kant van het schiereiland ligt. Juist ja.

We stappen uit en bevinden ons direct bij de Muur van Theodosius. Gebouwd van de kust van de Gouden Hoorn tot aan de Zee van Marmara om Constantinopel te beschermen tegen indringers over land, hebben ze een jaar of achthonderd hun werk gedaan tot de stad in 1453 viel voor de Ottomaanse legers, lang nadat Constantinopel zelf nog het enige overgebleven stukje van het Byzantijnse rijk was. Alhoewel aardig vervallen, zijn de muren met om de twintig meter de restanten van een flinke wachttoren, nog steeds formidabel. Met name wanneer je naar het noorden loopt en het niveau van de grond daalt en de muren een eind boven je uittorenen, kun je je een voorstelling maken van de bescherming die ze de stad ooit boden enerzijds, en de onneembaarheid die ze tegenover haar vijanden stelde anderzijds.

“Muur van Theodosius vergt eerste twee slachtoffers in zeshonderd jaar.”

Aangezien de kerk die we willen bezoeken een eindje noordelijker ligt, volgen we de muur in deze richting en komen na een eindje bij een trap langs de muur omhoog. We staan ons net af te vragen of we hier op kunnen klimmen wanneer een in de buurt staande chauffeur van een busje met gebaren aangeeft dat we daar inderdaad op de muur kunnen klimmen. Het is óf dat, óf hij wil zeggen als je daar omhoog klimt en dan die kant op gaat, keer je nooit meer levend terug!, maar hoe dan ook beginnen we aan de klim. Daar de trap in goede staat verkeert, staan we zo boven en kijken enkel tegen nog een stuk van de muur aan. Ik begin me al af te vragen waarom iemand hier überhaupt heen wil klimmen, laat staan of het al dan niet mag, maar Vonne ziet een eindje verderop dat wat wildgroei van planten de restanten van een tweede trap verhult, die aanmerkelijk smaller en aanmerkelijk meer ingestort is.

Uiteraard weerhoudt de slechte staat van die trap ons er niet van om verder te klimmen, en wanneer we langs de afgrond omhoog klauteren zie ik in gedachten de krantenkoppen in de Istanbul Times al voor me: “Muur van Theodosius vergt eerste twee slachtoffers in zeshonderd jaar”. Echter bereiken we de top van de muur annex half gerestaureerde wachttoren, en we genieten van een spectaculair uitzicht over Istanbul in beide richtingen. Hoe moet het geweest zijn voor een Byzantijnse soldaat, met aan één kant de groene heuvels met wat boerderijen en aan de andere kant de bebouwing van de stad, met enkele zuilen, de obelisk van het hippodroom en majestueus boven alles uit de koepels van de Hagia Sophia! Deze is voor ons aan het oog onttrokken door een moskee naast de muur, en we moeten ons dus tevreden stellen met een spelletje raad-de-moskee: “Als dat dan de Nieuwe Moskee is, dan is dat de Süleymaniye-moskee… wacht, heeft die niet vier minaretten? Is dat dan de Prinsenmoskee? Maar welke is dat dan?” Even later klauteren we weer voorzichtig naar beneden en gaan op zoek naar de kerk.

Deze blijkt niet heel moeilijk te vinden, want ze is gelegen op een opvallend toeristisch pleintje in wat de gids verder een arbeidersbuurt noemt. De voormalige kerk, waar ook inmiddels een minaret aan vastgeplakt is, is tegenwoordig ook een museum, en twee toegangskaartjes verder, staan we binnen. Deze kleine basiliek is ooit gebouwd door een Byzantijn die uit ballingschap terugkeerde en is van binnen geheel gedecoreerd met mozaïeken waarvan een groot deel nog intact is. Alhoewel heden ten dage gevuld met groepen bejaarde toeristen, luid sprekende gidsen en verveeld uitziende medewerkers die om de paar minuten “no flash please” bulderen, zijn de mozaïeken nog steeds prachtig, en het is ook ongewoon om op christelijke afbeeldingen Griekse bijschriften te zien, zeker omdat het geen klassiek Grieks is en soms moeilijk te ontcijferen.

Winkelen in de Bazaar

Aan het begin van de middag nemen we de metro en tram weer terug, omdat de we de laatste middag hebben ingeruimd voor souvenir-shoppen op de Bazaar. Al de hele week hebben we vol bewondering gekeken naar vloer- en wandkleden, lampen, beddespreien, haremjurken, pashmina's, kussens, theesets en meer van dat soort zaken. Maar voor het zover komt, kunnen we eerst zelf nog even de authentieke ervaring opdoen van het imiteren van de eerder genoemde augurken in een pot. Laten we de eerste tram die op de halte langs komt nog schieten omdat deze echt heel erg vol is, de tweede blijkt slechts marginaal minder vol, dus proppen we onszelf er in. Drie haltes verder komt er een Turkse OV-medewerker de deuren van buitenaf dicht duwen.

Op het Sultanahmetplein aangekomen weten we ons op de een of andere manier uit de tram te worstelen en na adem te halen nemen we ook onze oorspronkelijke vorm weer aan. We laten onze namen door één van de aanwezige straatkalligrafisten kalligraferen en slenteren richting de Bazaar. Binnen de kortste keren zijn we opnieuw verdwaald in de vele straatjes achter de Bazaar, maar na een tijdje herkennen we een steegje en vinden onze weg naar de Kruidenbazaar, vanaf waar ik precies weet waar mijn doel ligt: aan het einde van een van de straatjes bij een uitgang bevinden zich drie winkeltjes met waterpijpen, waarvan er één weldra van mij zal zijn! Na het aanbod te hebben bekeken en de prijzen ontzettend mee blijken te vallen, kies ik er een uit en krijg deze inclusief tabak en kooltjes mee voor een prima prijs.

We gaan terug naar de Kruidenbazaar omdat Vonne een theeset voor onszelf en eentje voor haar ouders wil kopen, en daar hebben we de mooiste gezien. Het onderhandelen begint even later, en ondanks een theatrale verkoper die meerdere malen zijn ogen ten hemel slaat en mijn bod duidelijk te laag vindt (“Is it possible? It is not possible! It is impossible!”) komen we op een bedrag uit lager dan het oorspronkelijke, en ik beding er nog een doos thee bij. Een eindje verderop koop ik een sneeuwbol met de Hagia Sophia er in voor mijn moeder (doet het ook goed voor korting, trouwens) en wanneer we langs een kledenwinkel kopen, zien we een prachtige tafelloper hangen.

Aangezien we ons al hebben gerealiseerd dat de mooiste Turkse lampen overal behoorlijk prijzig zijn en ook grote beddespreien niet heel goedkoop gaan zijn (of we hadden ongetwijfeld een markt in een buitenwijk moeten opzoeken), besluiten we naar de tafelloper te informeren. Hij is ook nog best prijzig, en we staan serieus te twijfelen of we er over moeten gaan onderhandelen—dit blijkt de juiste tactiek te zijn, want de prijs zakt al snel. Uiteindelijk besluiten we dat we hem wel willen meenemen, en ik zet nog iets lager in. De verkoper accepteert dit bod, we kiezen degene uit die we willen en gaan als tevreden eigenaars van een tafelloper verder. Na nog een tijdje te hebben rondgekeken koopt Vonne buiten de Bazaar bij een winkeltje nog een mooie pashmina en bij een andere kalligrafist laten we ook nog de naam van Vonne’s zusje vereeuwigen. Ontzettend moe van al het lopen sjokken we terug naar het hotel.

Het Laatste Avondmaal

Omdat we weinig zin hebben om nog ver te gaan voor het laatste diner, kiezen we ervoor te vragen naar het restaurant van de manager van het hotel dat in de buurt zou moeten zijn. Een attente medewerker leidt ons direct naar één van de visrestaurantjes twee straatjes verderop nabij het andere restaurant waar we al eens eerder hadden gegeten. Ook nu is het er weer erg gezellig, met bandjes die muziek spelen en zingen in de restaurants, en de vele verlichting van de balkonnetjes.

Ons restaurant is ietsje duurder dan de vorigen, maar dit wordt ruimschoots goed gemaakt door de zalm en zwaardvis die echt ontzettend lekker smaken. De obers zijn blijkbaar diep onder de indruk van mijn reisverslag en handschrift, want ze willen het meteen aan elkaar laten zien en er wordt direct een door één van hen uitgeschreven bonnetje bij gehaald om te laten zien hoe onduidelijk de andere ober schrijft, en ik word prompt tot “artist” bevorderd. Na het eten keren we terug naar het hotel om aan de trieste taak van het inpakken te beginnen. Nog één hele korte nacht, en dan zit Istanbul er voor ons op! Iyi akşamlar!

terug naar boven ↑