Kroatië (2013)

Varen en naar het paleis van Diocletianus

Op vrijdag varen we met een boot naar Šolta en drinken cocktails aan het water. De dag daarna lopen we als echte Romeinen door het paleis van Diocletianus en eten een gigantische berg vlees op.

Veeg naar links en naar rechts om door de foto’s te bladeren.

Zoals eerder gezegd waren we gisteren op het water. Even voor negen uur kwamen we aan in de haven en konden we plaatsnemen in de boot waarme we naar de blauwe lagune en naar Šolta zouden varen. Al snel werden de trossen los gegooid en zetten we koers langs de Kroatische kust. Enige consternatie toen wat flinke deining er voor zorgde dat het water de spuigaten in liep en de vloer inclusief alle tassen erop nat werden, maar gelukkig kon alles snel gered en op de tafels en bankjes buiten bereik van het water gezet worden.

Na een anderhalf uur varen kwamen we bij de eilanden Drvenik Veli en Drvenik Mali, waar de zee geadverteerd was als de blauwste in Dalmatië. Nu zijn we niet overal in Dalmatië geweest, maar we kunnen het ons goed voorstellen: het water was opnieuw kristalhelder en door de geringe diepte inderdaad prachtig lichtblauw. De boot ging voor anker, zodat we de gelegenheid hadden om te zwemmen en te snorkelen. De dag ervoor hadden we nog snel een snorkelsetje aangeschaft en dat werkte prima, al moet ik bekennen dat ademhalen door zo’n ding nog lastiger is dan het lijkt. Meerdere malen kwam ik nog in een onbedaarlijke proestbui weer boven water.

Uitzicht over de Dalmatische kust

Na een korte tijd gingen we een stuk verder en kregen daar opnieuw de kans om te zwemmen. Daar ging tevens de grill aan en kwam er een grote bak met verse vis tevoorschijn, die één voor één in hun geheel de grill in werden geworpen. Nadat iedereen weer aan boord was, zette de boot koers in de richting van Maslinica, een dorpje op het eiland Šolta. Daar aangekomen kregen we de inspanningen van de bemanning te proeven: een overheerlijk gegrilde vis. Het bleek wel dat ik geen carrière hoef te maken in het fileren van vis, want mijn bord zag er uit als een flinke slachtpartij. Het kan daarentegen altijd erger: het bord van een passagier achter ons zag eruit alsof er twee katten en een wilde wasbeer om de vis hadden gevochten.

Er is iets goed mis met ons, besefte ik me, terwijl we omhoog klommen.

Na het eten hadden we de mogelijkheid het eiland te verkennen, of in elk geval het dorpje: het hele eiland is nog behoorlijk groot. Er liep door het dorpje een keurige asfaltweg omhoog onder de brandende zon en waar normale mensen dan zeggen: “Poeh hee, te warm, ik ga naar het strand”, was ons eerste instinct slechts: “Jaa, omhoog!”. Er is iets goed mis met ons, besefte ik me, terwijl we omhoog klommen. Maar, het uitzicht was wel erg mooi en nadat we de weg aan de andere kant van het dorpje weer af waren gedaald, konden we voldaan op een terrasje plaatsnemen voor een verfrissende cocktail. Bij één van de kiezelstrandjes naast het haventje nam Vonne nog een snelle duik voordwat we weer aan boord gingen voor de terugreis naar Split. Dat de warmte haar tol geëist had was duidelijk: de helft van de passagiers lag prinsheerlijk te slapen en miste het prachtige zicht op Split in de namiddagzon vanaf de zee.

Bij het uitstappen moesten we nog wel even iemand van de organisatie aanschieten voor betaling. Bij het reserveren hadden we een kleine aanbetaling gedaan, maar niemand had ons op de dag zelf naar de rest van het geld gevraagd. Aangezien de tocht en de lunch het geld meer dan waard waren geweest en we Nederland toch een beetje goed wilden vertegenwoordigen, besloten we om het niet op een lopen te zetten. De geste werd dan ook erg gewaardeerd, en uiteindelijk konden we moe, maar tevreden (en ook licht verbrand) naar het appartement terugkeren.

Het paleis van Diocletianus

En dat brengt ons bij vandaag: de voorlopig laatste dag in Split. Zoals eerder uitgebreid verteld, is Split gegroeid rond het paleis van Diocletianus. Mogelijk denk je bij paleis dan aan een groot gebouw met vleugels, een troonzaal en toiletten die ontzettend ver lopen zijn vanuit een groot gedeelte van het paleis, maar hier moet je toch eerder denken aan een kleine stad met muren, woningen, tempels en een mausoleum. Gebouwd volgens het patroon van een Romeins legerkamp had het vierkante paleis vier poorten in de muren over twee kruisende doorgaande wegen. Nadat het paleis van Spalatum enige tijd na de val van het Romeinse Rijk ook viel, verdwenen de meeste gebouwen. De begane grond kwam steeds verder onder straatniveau te liggen en zo’n beetje alles daarboven binnen de muren werd afgebroken. Die nog bestaande benedenverdieping werd in de loop van de tijd gedegradeerd tot een soort riool en dumpplek voor afval. Enerzijds kwam het historische complex daardoor vol troep te liggen, anderzijds bleef het daardoor wel intact. In de loop van de 20e eeuw is die troep weer uitgegraven, waardoor je nu de “kelder” van Diocletianus kunt bezoeken en nog een goede indruk kunt krijgen van hoe het paleis er ooit heeft uitgezien.

De centrale hal door de zogenoemde Bronzen Poort vanaf de riva (boulevard) van Split is nu een grote overdekte bazaar met souvenirs en snuisterijen, maar er zijn ook twee zij-ingangen naar de rest van het complex. We kopen dus een toegangskaartje en mogen er vervolgens in. De grote zalen zijn weliswaar leeg en vochtig, maar desondanks nog steeds indrukwekkend. We lopen immers door dezelfde zalen waar een jaar of 1700 geleden de keizer van het Romeinse Rijk wandelde, al rest er nu slechts een stenen buste van Diocletianus aan die herinnering.

Even overweeg ik wel om, wanneer het licht ineens uitvalt en we in bijna totale duisternis zijn gehuld om een zware stem op te zetten en de geest van de keizer een korte comeback te laten maken, maar de drie kleine Amerikaanse vrouwtjes voor ons hebben al genoeg te stellen met de duisternis zonder dat ik ze de Romeinse stuipen op het lijf jaag. Met de telefoon als zaklamp vinden we de weg terug naar de centrale hal en gaan we dan de oostelijke helft maar verkennen.

Eenmaal weer boven, brengen we een bezoek aan het mausoleum van Diocletianus, waar nu de kathedraal van Sint Domnius in gevestigd is; ironisch genoeg iemand die in opdracht van Diocletianus, die het op z’n zachtst gezegd niet zo met Christenen ophad, in Salona ter dood was gebracht. In de ondergrondse ruimte werp ik een muntje in de waterput. Het voordeel is dat de ruimte tegenwoordig aan Sint Lucia blijkt gewijd die een soort beschermvrouwe is voor het gezichtsvermogen (mocht ik ooit blind worden, wil ik mijn 26 cent terug). Het nadeel is dat de plotselinge plons die verrassend hard door de kleine ruimte weerkaatst, Vonne bijna een hartverzakking bezorgt.

We gaan door naar de tempel van Jupiter, die nog vrij klein blijkt te zijn. Voor de zekerheid offer ik ook nog maar een muntje aan hem. Iedereen die de Grieks–Romeinse mythologie een beetje kent, weet dat je Jupiter beter te vriend kunt houden. We dwalen nog wat langs de muren en door de kleine kronkelende straatjes van het soort waar elke postbode ’s nachts badend in het angstzweet van wakker moet worden. Het is ontzettend uniek om te zien hoe er nog steeds geleefd wordt in zo’n mengelmoes van Romeinse, Venetiaans en Kroatische gebouwen die samen toch één geheel vormen.

De ober komt vervolgens aanzetten met een bord waarop een berg vlees ligt, waarvan ik kan zweren dat ik sneeuw op de top zie liggen.

Zwemmen en dé maaltijd

Voor het eten willen we nog een keertje zwemmen, dus we vertrekken met onze zwemspullen naar het park Marjan. Daar aangekomen blijkt het nogal te zijn gaan waaien, wat het water fris maakt en de golven in combinatie met de rotsige kust en bodem nogal lastig. We vinden een baaitje tussen de rotsen waar we redelijk het water in kunnen om nog wat te snorkelen en vermaken ons met de krabbetjes, kreeftjes en visjes die er leven en waardoor je eigenlijk je voeten nergens meer durft neer te zetten. Op de nog wat warme rotsen langs de kant genieten we van de laatste avondzon en een prachtige zonsondergang voor we terugkeren.

Het is een goed moment om het tweede restaurant dat Ivica ons heeft aangeraden uit te proberen, en aan de volle tafels te zien is dat een goede keus. Blijkbaar is het restaurant gevuld met grote tafels voor zes tot acht personen en we worden er aan eentje met een groepje Duitsers geplaatst. Vonne gaat voor de meatballs in sauce en krijgt maar liefst drie flinke gehaktballen in heerlijke jus geserveerd, terwijl ik voor de mixed grill heb gekozen. De ober komt vervolgens aanzetten met een bord waarop een berg vlees ligt, waarvan ik kan zweren dat ik sneeuw op de top zie liggen. Ook bij de Duitsers de nodige hilariteit, die eerbiedig opzij schuiven om ruimte te maken voor de aanval op deze vleesberg.

Het vlees blijkt wel heerlijk mals en zacht, en onder het wellicht wat grove, maar doeltreffende motto “fuck de friet”, begin ik aan deze Herculeaanse taak. De stapel slinkt gestaag tot ik er uiteindelijk op wonderbaarlijke wijze in slaag het hele gerecht naar binnen te werken, minus overal een klein stukje van dat ik Vonne toeschuif “om te proeven”, waardoor ook zij de grootste moeite heeft om haar gehaktballen geheel naar binnen te werken. Ik ben ervan overtuigd dat ik voor de rest van mijn leven geen stuk vlees meer hoef aan te raken en dan nog geen vegetariër genoemd kan worden. Ik ben vanaf vandaag onherstelbaar een carnivoor.

We raken nog even in gesprek met de Duitsers, die ons aanraden om ook Trogir nog te bezoeken. Wellicht handiger om te bereiken vanuit Split, maar ook nog goed mogelijk vanuit Šibenik. Bovendien krijgen we nog één van hun aflopende kortingskaartjes toegeschoven, zodat we ook nog eens 10% korting op de maaltijd krijgen. Altijd sympathiek, die Duitsers!

En zo eindigt de avond; tot ziens, Split! Onze volgende avond zal in Šibenik zijn.

terug naar boven ↑