Luxemburg (2011)

Vianden

We brengen een bezoek aan Vianden. We worden omring door ridders met zwaarden en schilden, buikdanseressen, piraten en waaien vervolgens het kasteel van Koning Willem III uit.

Veeg naar links en naar rechts om door de foto’s te bladeren.

Volgens een kaartje van Luxemburg, bevond zich in Vianden één van de vele kastelen waar Luxemburg bekend om staat. En aangezien het ons was aangeraden door een authentieke Rosportse tuinman in een oranjerie in Echternach, besloten we dan ook om hier eens een bezoekje aan te brengen. Een klein uurtje rijden met de auto bracht ons in de heuvels rond Vianden, toen vlakbij gekomen het verkeer aanmerkelijk drukker begon te worden. Geen files of ontelbare rijen auto's, maar toch meer dan gebruikelijk.

En toen we na het bordje Vianden linksaf sloegen, zagen we dat we een goede reden hadden om te vrezen: langs de lange weg die zich de heuvel af slingerde het stadje in, stond een hele lange reeks geparkeerde auto's, terwijl aan het voetpad aan de andere kant van de weg al mensen naar beneden liepen. Het zag er niet naar uit dat het heel rustig ging zijn—was Vianden een dermate grote toeristische attractie dat het helemaal afgeladen was? Het leek er wel op, want een parkeerplaats bleek niet te vinden langs de hele weg naar beneden, en uiteindelijk stonden we in een rij auto’s midden in het dorp, met als enige uitweg een behoorlijk steile weg weer naar boven. Een steile weg die tevens vol stond met wachtende auto's. Vonne keek behoorlijk ongerust toen ze zich realiseerde dat ze de hellingproef heel erg hard in de praktijk moest gaan brengen, al leek ze nog niet zo ongerust als de vier gothics in de witte auto achter ons die na twee pogingen de achterkant van een Nissan langzaam de heuvel af zagen komen rollen. De derde poging echter, was geen half werk en met een duidelijk gebrek aan respect voor de koppeling bracht Vonne de auto toch heuvelop in beweging, en kon een hele rij auto’s achter ons opgelucht ademhalen. De hele lange en langzame rit naar boven leverde nog steeds geen parkeerplaatsen op, met als resultaat dat we Vianden al weer uit waren, terwijl we er nauwelijks in waren geweest.

Een tweede poging

We vreesden al dat we een andere keer terug moesten komen, maar wilden toch nog één keer kijken of we de auto ergens aan het begin kwijt konden. Dus we reden nog een rondje en kwamen opnieuw de weg naar beneden in, toen ik plotseling een gat tussen twee geparkeerde auto’s spotte, dat toch zeker tien centimeter langer leek dan de Nissan. Ongeveer. Bijna. Nu weet ik niet of Vonne meer sceptisch was over mijn gezichtsvermogen of over haar parkeervaardigheid, maar met nog een keer zonder resultaat die steile weg naar boven klimmen in het vooruitzicht, en het feit dat er nu weinig verkeer aankwam, besloot ze de gok te wagen. Achteruit, heuvelop, aan de verkeerde kant van de weg inparkeren, terwijl ik met grote armgebaren aanwijzingen gaf over hoeveel ruimte er nog over was, wat kon er mogelijk fout gaan? Nou, eigenlijk een hele hoop dingen. Maar eerlijk is eerlijk, als een ware kampioene manoeuvreerde ze de auto in dat hele kleine gaatje, zonder daarbij de overige auto’s als dominosteentjes in een SBS-programma de heuvel af te schuiven. Wel klapten we voor de zekerheid de buitenspiegel maar even in (“Weet je zeker dat dat gewoon kan? Ja, duw maar gewoon door, kan bij elke auto. (In ieder geval bij deze, hoop ik).”), maar daarna konden we te voet afdalen met een prachtig uitzicht op Chateau Vianden.

Eenmaal beneden, bleek al gauw waarom het zo druk was, en waarom er vier gothics in de auto achter ons hadden gezeten: er bleek een internationaal historisch festival aan de gang, en het was de laatste dag. Dus was de hoofdstraat van het dorp afgezet en stond het vol met kraampjes van mensen die allerlei semi-middeleeuwse producten verkochten, liepen er paarden de straat op en af met kleine kinderen op hun rug, renden er overal kleine kinderen met houten zwaardjes en schildjes (waar ik stiekem natuurlijk heel jaloers op was), liepen er verklede toeristen, en stonden er valkeniers met uilen en valken. Ik was wel een beetje teleurgesteld dat alle vogels bij iedereen namen uit Lord of the Rings hadden gekregen: de één heette Agarwaen, de ander Bregolas. Er was er niet eentje origineel genoeg om gewoon daar te gaan staan met een grote zeearend die Henk heette en alle andere vogels intimiderend aanstaarde. Daarentegen was er ook niemand die op het idee was gekomen om één van zijn valken Vander te noemen, dus het had ook erger gekund.

Het kasteel in

We besloten om het kasteel te gaan bezoeken, dat tevens behoorlijk druk was en gevuld bleek met kraampjes en kooplieden. Het grootste gedeelte van de normale collectie was opgeborgen om ruimte te maken, maar dat was niet zo’n ramp: elk kasteel dat je bezoekt heeft wel een stuk of wat vitrines met harnassen, zwaarden, maliënkolders en hellebaarden, dus als je een paar van die dingen hebt gezien, heb je ze allemaal wel gezien. Al moet ik toegeven dat de beschrijvingen van die wapens in het Duits nog wel een stukje erger klinken dan in andere talen. Waarmee ik niet wil zeggen dat Duits geen mooie taal is (elke taal die het woord babywickelraum heeft scoort punten bij mij), maar het komt toch wat gruwelijker over. Wat overigens ook gruwelijk overkwam, was de geur bij de verkooptafel van de ambachtelijke kaasmaker. Gelukkig waren er ook allerlei handwerklieden die een mindere aanslag pleegden op de zintuigen, zoals een glasblazer, een paar houtsnijders, een touwslager, een man die vogels boetseerde van klei en takjes, en een waarzegger. Aha, zeg je nu: die laatste behoort niet tot de handwerklieden! Maar driemaal raden wat die aanbood te lezen. Precies. Handwerk dus.

Als ooit de Schots–Ottomaanse oorlog uitbreekt, dan is de rest van ons de verliezende partij.

Boven in de grote zaal van het chateau gekomen, bleek er bovendien een heel programma te zijn van optredens van verschillende groepen en personen die uit heel Europa kwamen en een soort van middeleeuws tintje hadden. Aangezien het weer aardig begon te betrekken, besloten we de drukke zaal in te gaan. Er was net een programma afgelopen, en een gedeelte van de tribune liep leeg, zodat we even konden gaan zitten. Allereerst genoten we van een show van buikdanseressen, inclusief een slang. Veel ‘ooh’ en ‘aah’ vanuit het publiek, maar het beest was niet erg onder de indruk en lag zo te zien een dutje te doen om de nek van één van de danseressen (opnieuw was ik stiekem wel een beetje jaloers). Vervolgens kwam er een groep Schotten met doedelzakken en een trommel, die een aantal liedjes speelden. Nu weet ik niet of het aan de akoestiek in die zaal ligt, maar zo af en toe als ik op de bank zit en het is stil, denk ik dat ik ze nog steeds hoor, want wat een kabaal maken die dingen. Vonne had mij ooit een video laten zien van een stel Ottomanen die traditioneel oorverdovend op trommels speelden toen zij voor een conferentie in Luxemburg was, en ik kan nu met redelijke overtuiging melden dat als ooit nog een Schots–Ottomaanse oorlog uitbreekt, de rest van ons allemaal de verliezende partij zijn.

Er kwamen ook nog een paar piraten voorbij die met een paar gigantische trommels even kwamen testen of onze trommelvliezen al hersteld waren, waar Vonne minder van onder de indruk was dan ik. Ik kon echter al wel een aantal piratenschepen in mijn gedachten zien, die onder luid getrommel een Caribische stad aan de kust binnenvielen, dus ik was tevreden. Ik heb niet zoveel nodig. Bovendien kwamen er ook nog humoristische shows van een aantal middeleeuws geklede mannen die een verhaal speelden van bandieten in een herberg, die uiteindelijk door de held werden verslagen, en waarbij één van de bandieten in zijn achterste werd gestoken met een degen, tot hilariteit van alle kinderen in de zaal. En van mij. Misschien het leukste was echter een Tsjechische jongleur, wiens act bestond uit misschien twee minuten jongleren met brandende toortsen, maar die het geheel op ontzettend grappige wijze uitbouwde tot een hele show, waarbij zelfs een aantal slachtoffers uit het publiek gehaald moesten worden om voor tromgeroffel en een trompetfanfare te zorgen wanneer hij op zijn ladder klom om “zijn leven in de waagschaal te stellen. En dat van de eerste twee tot vier rijen”, zoals hij allervrolijkst aankondigde. Er verbrandde echter niemand, dus een luid applaus viel hem uiteindelijk ten deel.

Een storm van epische proporties

We hadden ons showbezoek toch goed ingepland, want halverwege één van de shows begon het buiten het slot ongenadig hard te regenen, met zelfs onweer in de verte. De zaal dromde dan ook al snel vol met mensen die op z'n minst even wilden schuilen vanaf de terrassen en buitenpleinen van het slot, en dromde even later net zo snel weer leeg toen er ineens een paar rukwinden op kwamen zetten die de regen net zo hard door de grote open vensters naar binnen joeg, en binnen een paar seconden de halve zaal een nat pak bezorgden. Gelukkig zaten wij aan de andere kant, en hoefden alleen maar te zorgen dat we niet door het tegenovergestelde venster de afgrond aan die kant van het kasteel uitgeblazen werden.

Nadat de volgende ronde van voorstellingen afgelopen bleek en het weer was gekalmeerd tot een alleraardigste zomermiddag, liepen we nog even de tentoonstellingen over de geschiedenis van het slot in de torens rond. Daar kwamen we er zomaar achter dat het kasteel ooit aan de familie Van Oranje had toebehoord, en nog eigendom was geweest en gedeeltelijk was gerestaureerd door Koning Willem III. Er was zelfs een prachtig prentenboek met gedetailleerde tekeningen van het kasteel en de ruimtes daarin, dat was aangeboden aan de koning, zodat hij wist wat hij bezat. Zeg maar een soort 19e-eeuws foto-album, maar dan aanzienlijk wat meer werk.

Toen we eenmaal het hele kasteel doorgelopen waren, daalden we nog even af het dorp in voor een middeleeuwse wafel met suiker en een stapeltje ansichtkaarten voor het thuisfront, waarna we gingen kijken of de auto niet inmiddels al ergens de heuvel was afgeduwd door een boze automobilist die het niet op prijs stelde dat we zijn auto hadden ingepakt als een doos porselein in een Amsterdamse verhuiswagen. Maar, hij bleek nog te staan waar we hem hadden achtergelaten, en hadden zelfs de ruimte om te keren en in de andere richting weg te rijden. We hadden Vianden niet alleen gezien, maar ook nog eens overleefd!

terug naar boven ↑